Foto: Hans Banus
Is het mogelijk om mensen te voorzien in hun complete voedingsbehoefte met grotendeels plantaardige voeding? Dat wordt onderzocht binnen het Fascinating-project Optimens. Een volledig plantaardig dieet lijkt niet zonder risico’s. “Het meest zorgelijk zijn de tekorten die ontstaan in de inname van vitamines en mineralen”, aldus projectleider Renate Akkerman.
In het Fascinating-project Optimens staat de optimale balans tussen een volwaardig voedingspatroon voor de mens en een duurzaam bouwplan op Groningse bodem centraal. Het twee jaar durende project is inmiddels bijna afgerond en de eerste voorzichtige conclusies kunnen worden getrokken.
“Het is algemeen bekend dat we meer plantaardige eiwitten zouden moeten eten”, vertelt projectleider Renate Akkerman over de aanleiding. “Maar als je vaker kiest voor plantaardig, vervang je daarmee niet alleen dierlijke eiwitten. Je krijgt ook een ander pakket voedingsstoffen binnen dan bij dierlijke producten. Daarmee rijst de vraag: krijg je op die manier nog wel alles wat je nodig hebt?”

Consumptiedata
Bij het project zijn de projectpartners FrieslandCampina, Avebe, Cosun, Hogeschool Van Hall Larenstein en UMCG nauw betrokken. Zo heeft consortiumpartner Jan de Vries van Nutrition Solutions voor een modelstudie de consumptiedata van het RIVM gebruikt. “Dat is een hele grote dataset, die voor iedereen vrij toegankelijk is”, legt Akkerman uit. “Hierin staan de gegevens van 3.500 mensen van wat zij op een dag consumeren qua eten. Die heeft hij in een database opgenomen.”
Vervolgens zijn met de database diverse simulaties gedaan. “Daarbij kozen we voor twee scenario’s. In het eerste hebben we alle dierlijke eiwitproducten vervangen door gezonde plantaardige producten. In het tweede scenario hebben we gekozen voor wat minder gezonde alternatieven.” Ze illustreert dit met een voorbeeld: “In het gezonde scenario vervangen consumenten bijvoorbeeld de vleeswaren op hun brood door vegetarische boterhamworst. In het minder gezonde scenario is dat een dikke laag hagelslag.”
Eiwitten en essentiële aminozuren
Vervolgens is gekeken naar de eiwitinname. Deze blijkt over het algemeen voldoende. “Ook bij een volledig plantaardig voedingspatroon krijgen mensen doorgaans genoeg eiwit binnen. Alleen voor ouderen ligt dat anders, omdat zij simpelweg een hogere eiwitbehoefte hebben.”
De inname van essentiële aminozuren blijft, vergeleken met de dagelijkse aanbevelingen, redelijk op peil. “Hoewel de hoeveelheid wel iets daalt bij een plantaardig voedingspatroon, is deze nog steeds voldoende,” aldus Akkerman.

Flinke daling van vitamine B
De inname van vitamines en mineralen levert echter wel problemen op. “Als consumenten overstappen op een volledig plantaardig voedingspatroon dan zien we op dat gebied wel kritieke punten. Deze gelden zowel voor de gezonde als de minder gezonde keuzes.”
Dat illustreert Akkerman met enkele voorbeelden. “Als je geen dierlijke eiwitproducten eet, dan krijg je veel minder vitamine B binnen. Deze trend zien we bij alle B-vitamines. In de originele dataset krijgen alle leeftijdscategorieën boven de negen jaar voldoende B3 binnen, maar in de plantaardige dataset is dat nog maar de helft van de aanbeveling. Datzelfde geldt voor B6.”
Calciumtekorten bij jongeren
Ook de inname van calcium is laag. Daarbij gaat het om flinke tekorten. “Uit de originele data blijkt dat jongens en meisjes in de leeftijd van 9 tot 18 jaar dagelijks ongeveer 80% van de aanbevolen hoeveelheid calcium binnen krijgen. Dat is dus al te weinig. Maar het wordt helemaal onverantwoord als deze leeftijdsgroep overstapt naar een plantaardig dieet. Dan komen ze uit op slechts 50% van de aanbeveling. Ook de inname van vitamines en mineralen wordt in dit scenario kritiek.”
De ijzerinname bij vrouwen is eveneens zorgelijk. “Over het algemeen krijgen mannen structureel voldoende ijzer binnen, terwijl er met name bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd tekorten zijn. Deze worden bij een volledig plantaardig dieet alleen maar erger.”
Extreme scenario’s
Daarbij heeft de onderzoeker wel een kanttekening: “Het gaat natuurlijk om een modelstudie. We hebben voor vrij extreme scenario’s gekozen. Desondanks zijn dit wel aandachtspunten om rekening mee te houden.”
Inmiddels is het twee jaar durende onderzoek bijna ten einde. Ze hoopt dat het een vervolg krijgt. “We kunnen dit model nog iets verfijnen. We hebben nu vrij ruw alle dierlijke producten vervangen door plantaardig. De meeste mensen stappen echter niet van de ene op de andere dag volledig over. Daarom zouden we de datasets kunnen verfijnen door een percentage van de dierlijke producten te vervangen door plantaardige alternatieven. Daarmee worden de scenario’s wat realistischer.”
Verteerbaarheid
Ook andere scenario’s zijn mogelijk. “We hebben nu geen rekening gehouden met het feit dat dierlijke eiwitten beter worden verteerd dan plantaardige eiwitten. Dat is ook een interessant gegeven om te bestuderen. Dat kan met behulp van ons model, maar we zouden ook digestieproeven kunnen doen om de verteerbaarheid van bepaalde eiwitten te meten.”

Praktische waarde
Akkerman benadrukt dat het onderzoek veel praktische waarde heeft. “Als je weet waar de knelpunten zitten bij de nutritionele waarde van bepaalde eiwitrijke producten, dan kun je onderzoeken hoe je die kunt verbeteren. Je kunt producten zo samenstellen dat de ingrediënten elkaar aanvullen in voedingsstoffen. Daarvoor is het belangrijk precies te weten welke nutriënten in welke gewassen zitten. Daarom willen we onze gegevens vergelijken met de voedingswaarde van gewassen die op duurzame wijze in Groningen worden geteeld.”
Ook een koppeling met bodembeheer is interessant. “Misschien kunnen we aantonen dat een betere bodemgezondheid leidt tot gezondere producten. We weten dat de nutritionele waarden sinds de jaren tachtig zijn teruggelopen doordat gewassen sneller moesten groeien. We verwachten bijvoorbeeld dat mineralen beter opgenomen worden door planten die minder bespoten zijn, omdat er dan meer schimmels en bacteriën rondom de wortels van de plant zitten. Dat willen we bevestigen.”
Daarbij wordt ook gekeken welke gewassen die specifiek in Groningen groeien passen in een plantaardig dieet. Kunnen ze de tekorten aanvullen en bijdragen aan een hogere voedingswaarde? En kunnen we de gehaltes aan vitamines en mineralen in die gewassen misschien verder verhogen door bodembeheer of teeltomstandigheden? “Op die manier willen we ons uiteindelijke doel realiseren: komen tot een uitgebalanceerde maaltijd.”